[pic=588_1261384493.JPG][b]Genreschilders[/b]De genreschilders kozen hun onderwerpen uit het dagelijkse leven en de zichtbare realiteit. De term genreschildering werd pas in de 18de eeuw zo benoemd door de encyclopedist Diderot Naast het volkse genre met taferelen uit het landelijke leven, hebben ook enkele schilders uit het begin van de 17de eeuw, thema’s uit het hofleven behandeld. Hieronymus II (1578 – 1623) en Frans II (1581 – 1642) schilderden onderwerpen zoals banketscènes, avondfeesten en vooral balscènes aan het hof.Een nieuw genre was de kabinetsschildering. In het repertoire van de Vlaamse meesters van de 17de eeuw is de uitbeelding van interieurs, die een verzameling kunstwerken en curiositeiten bevatten, een nieuw genre dat opmerkelijk genoeg in geen enkele andere schilderschool werd beoefend. In Antwerpen kende het genre zeer snel succes. Men wilde immers zijn koopkracht en welstand tonen.Hiëronymus II Francken (1578 – 1623) was de eerste die het interieur van een schilderijenhandel afbeeldde. In “De winkel van Jan Snellinck” gedateerd 1621, dateren alleen drie mansportretten en Frans Floris’ schilderij Adam en Eva uit de 16de eeuw. Alle andere schilderijen zijn hedendaagse. Grootschalige composities komen er meer in voor dan kleine formaten en geen van de werken is in de barokstijl die Rubens op dat ogenblik in zwang bracht.Frans Francken II (1581 – 1642), de jongste broer van Hiëronymus, was de vruchtbaarste schilder van de familie Francken. Zijn fris koloriet, de geglazuurde materie en zijn haarfijne techniek hebben hem een blijvende faam verleend. Naast veel taferelen uit het Oude en het Nieuwe Testament, kennen we van hem een dertigtal uitbeeldingen van kunstkabinetten, die getuigden van zijn uitgebreide activiteiten en zijn zin voor nieuwe vondsten.Volgens sommige critici zoals Zaremba Filipzack was Frans II de eerste die rond 1612 een kunstkabinet schilderde. Tot 1642 schilderde hij dit genre als zelfstandig onderwerp of als deel van een allegorie. Hij kan beschouwd worden als de uitvinder van het kunstkabinet en heeft meer dan zijn tijdgenoten aan de evolutie ervan bijgedragen. Hij evolueert van het schilderen van encyclopedische stillevens, opgebouwd op en om een tafel, naar het afbeelden van verzamelingen tentoongesteld in een grotere ruimte. Slechts enkele malen schilderde hij bestaande collecties als die van Nicolaas Rockox. Een van de kenmerken van de kunstkabinetten was het verweven van een zekere realiteit en een duidelijk allegorische betekenis.Andere tijdgenoten die zich op de kabinetschildering toelegden waren:- Willem II van Haecht (1593 – 1637), door zijn virtuositeit en exactheid van zijn weergave overtreft hij zijn voorgangers, alhoewel hij minder bekend is.- Gonzales Coques (1618 – 1684), zijn opvattingen verschillen totaal van deze van zijn voorgangers. Met de bedoeling van de opdrachtgever te flatteren plaatst hij deze zelf op de voorgrond, met achter zich een dienaar en kijkend naar zijn echtgenote. Hij verwierf bekendheid met zijn groepsportretten, waarin hij de personahges ten voete uit schilderde.- David Teniers de Jonge (1610 – 1690), in de periode dat de verzameling van aartshertog Leopold Willem aan hem waren toevertrouwd, schilderde hij er overzichten van. Hij voerde ze uit met de precisie van een graveur, zelfs in die mate dat hij soms de naam van de schilder op de omlijsting schreef.- Gilles van Tilborgh (ca. 1625 – ca. 1678), liet enkele binnengezichten van schildersateliers na die dicht bij het kunstkabinet staan.Andere, minder belangrijke meesters zijn: Cornelis de Baeilleur (1607 – 1671), Charles-Emmanuel Biset (1633 – 1710), Hans II Jordaens (1581 – 1653), Gaspard-Jacob II van Opstal ( 1654 – 1717) en Hendrik Staben (1578 – 1658).